
'Moet?' vroeg de ene man aan de andere.
'Nee moed, moedig, dat wat jij doet vergt moed.'

Ze kenden elkaar goed genoeg om dit soort woorden te gebruiken.
Goed genoeg om te weten dat het leven bestond uit druk zijn, de lijntjes te verbinden met elkaar.
Meer doen dan mogelijk was, en dan nog een beetje meer zelfs dan dat.
Dat deelden ze, een levenselixer, hemelbestormers op kleine schaal.
En nu, nu zij de plannen voor het jaar met elkaar deelden, liet hij hem weten: 'niets.'
'Ik heb de bezigheden van mij afgeschud, geen nieuwe zaken opgepakt.
De stilte en bezinning opgezocht, rust in het handelen, even niets.'
'Lekker' zei een derde, 'dat is mooi.'
'Nee', zei hij, 'die rust is onrust, dat is niet lekker, dat is chaos in het hoofd.'
'Moed' zei de man, die zichzelf in het verhaal herkende.
'Moedig man, dat niets doen, is niet niets.'